Vlaamse wijsheid

Tegenwoordig is de Vlaming Dirk De Wachter een veel gelezen auteur en druk bezochte spreker. En terecht. Hij is psychiater-psychotherapeut en doceert aan de Katholieke Universiteit in Leuven.  Net heb ik twee boeken van hem gelezen: ‘Borderline Times. Het einde van de normaliteit‘ (in 2012 verschenen en sindsdien vele malen herdrukt) en ‘De kunst van het ongelukkig zijn‘ (verschenen in 2019).

‘Borderline Times’ geeft een fascinerende analyse van wat er in onze samenleving gaande is. De Wachter verdedigt de stelling dat de psychiatrische diagnose borderline niet alleen op individuen van toepassing is maar eveneens op onze samenleving. Die ziet hij gekenmerkt door in elk geval deze acht fenomenen:

1)  Verlatingsangst. Al surfen we met z’n allen mee op de golven van het World Wide Web, toch zijn er zelden zoveel mensen geweest die eenzaam door het leven gaan. Om dit toe te lichten bespreekt De Wachter de individualisering, de toenemende verstedelijking, het wegvallen van het (kern)gezin, de teloorgang van het geloof met z’n zingeving en het verdwijnen van de consensus.

2)  Instabiele en intense relaties. Al zijn relaties tegenwoordig meer intensief dan vroeger, ze zijn tegelijkertijd veel losser. De auteur licht dit toe door in te gaan op de romantische liefde, de wegwerpcultuur en  het hedonisme.

3)  Onaangepaste agressie. Er is een wijd verspreid gebrek aan controle over eigen kwaadheid. Daarbij moeten we niet alleen denken aan gewelddadige gezinsdrama’s of bloedbaden. In dit verband komen aan de orde: de televisie- en computercultuur als voedingsbodem, hooliganisme als extreme uitingsvorm van zinloosheid, overheersend gevoel van machteloosheid en de mens als agressief zoogdier.

4)  Identiteitsstoornissen. We kunnen maar moeilijk de confrontatie aan met zingevingsvragen als ‘wie zijn wij?’, ‘wat doen we hier?’, ‘waartoe dient het allemaal?’ Ter verklaring hiervan wijst de auteur op het verdwijnen van traditionele sjablonen, het vervagen van sekserollen, de betekenis van mode, lifestyle en design, het gebrek aan woorden, het gemis aan ‘aarding’.

5)  Affectlabiliteit. Als er geen fundering is, geen basis om op terug te vallen, lijden we aan emotionele labiliteit. Dit werkt De Wachter uit door in te gaan op de afwezigheid van diepte, de genots- of kickcultuur, de hang naar het vluchtige/nieuwe en ons leven in het permanente ‘nu’.

6)  Impulsiviteit. We leven op de top van onze driften, want we zijn erop gespitst om te genieten; alles moet snel, steeds nieuw, steeds anders. Op diverse gebieden geeft de auteur voorbeelden van impulsief gedrag: seksualiteit, het gebruik van middelen (alcohol, pillen, drugs) en het verschijnsel dat alles (inclusief bibliotheken en musea) ‘fast, short, kicking, new and loud’ moet.

7)  Voorbijgaande dissociatie-symptomen. Hierbij wijst De Wachter op het feit dat een toenemend aantal mensen dagelijks tijd reserveert voor het creëren en onderhouden van een virtuele identiteit. Daarbij kan gedacht worden aan de schijnwereld van Second Life of het ideaalbeeld dat getoond wordt op sociale netwerksites als Facebook. Hiermee verwant zijn de collectieve reacties op ingrijpende gebeurtenissen, die meestal even snel verdwijnen als ze opgekomen zijn.

8)  Automutilatie en suïcidaliteit. In het geval van borderline als psychiatrische diagnose is het de patiënt zelf die zich wat aandoet, maar in het geval van borderline als maatschappelijk fenomeen wordt gebruik gemaakt van een ander: de cosmetisch chirurg of de euthanasie-arts. In dit hoofdstuk komt de lichaamscultuur aan de orde annex de cosmetische industrie alsook het euthanasie-debat.

9)  Zinloosheid en leegte. We hebben geen antwoord meer op de bekende vragen: wie ben ik, waar kom ik vandaan en waar ga ik naartoe?  Dit heeft alles te maken met de ontkerkelijking en het einde van de grote verhalen.

De Wachter heeft dit alles heel toegankelijk en concreet en daardoor heel herkenbaar beschreven. Je zou verwachten dat z’n boek wel somber móet eindigen. Dat is niet het geval, want het slothoofdstuk gaat over hoop. De Wachter verwijst allereerst naar diverse auteurs die, zoals hij zegt, de broodnodige luizen in de pels (kunnen) zijn van de maatschappij van nu. Daarnaast laat hij hoopvolle tegenstemmen horen van mensen en bewegingen die zich voor positieve veranderingen inzetten. Hij verdedigt de waarde van kunst en cultuur, terwijl hij in een epiloog een lans breekt voor de filosoof Emmanuel Levinas, die nadruk legt op onze verantwoordelijkheid voor de ander.

Dit laatste is meteen ook de kern van het tweede, aanzienlijk dunnere  boek dat ik van De Wachter noemde: ‘De kunst van het ongelukkig zijn’. Letterlijk schrijft hij daarin (p.86): ‘Streven naar geluk als levensdoel is een vergissing. Streven naar zin en betekenis, daarentegen, is waar het leven om draait. Proberen te zorgen voor anderen in de ruime zijn van het woord, geeft een voldaan, ja, zelfs gelukkig gevoel. Het is een geluksgevoel van een wezenlijk soort.’

In dit boek gaat de auteur in deel 1 uitgebreid in op de vraag wat geluk eigenlijk is. Daarbij komt – in feite aansluitend bij ‘Borderline Times’ – aan de orde hoe in de tegenwoordige samenleving tegen geluk wordt aangekeken. Een citaat: ‘In deze doordrammende wereld betekent geluk succes en is het maakbaar en meetbaar’ (p.21). Je kunt zelfs spreken van ‘de terreur van het geluk’ (p.22). Het gevolg hiervan is dat we geen raad meer weten met on-geluk: ‘Als het op ons pad komt, willen we het verdriet wegmoffelen, wegdenken zelfs: het hoort er niet te zijn’. Hiertegenover benadrukt De Wachter: ‘De kunst van het leven is volgens mij accepteren dat lastigheden en tekorten bij het leven horen en (voegt hij eraan toe) ze delen met anderen. Als je dat doet, zal verdriet draaglijker worden’ (p.26). En even verder: verdriet en ongeluk, hoe lastig ook, zijn waardevol, want: ‘ze geven aanleiding tot nabijheid, en nabijheid werkt gelukkig-makend.’

In deel 2 staat de auteur stil bij aspecten van ongeluk. Waardevol is zijn observatie dat de huidige gezondheidsrage ‘zich niet inzet voor de afwezigheid van ziekte, maar voor een obsessioneel perfectionisme waarin eeuwige jeugd, ideale maten, atletische spieren en marathonconditie vooropstaan’ (p.45). Hij bepleit dat we verdriet niet door medicatie wegdrukken maar het onder ogen zien, tijd geven en vooral ook met anderen delen. Gesprekken over het eigen verdriet, zelfs over het sterven, kunnen heel verbindend werken.

Deel 3 heeft als titel: zin. Daar komt De Wachter met een prachtige paradox: ‘alleen door gevoelig te zijn voor onrecht en ongeluk vinden we een duurzame vorm van geluk, in de vorm van betekenis en zorg’ (p.82). Daarom spoort hij aan: Probeer zorgzaam te leven in functie van het geluk van een ander. Het zal je gelukkiger maken.’ (p.85).

Op p.64 typeert De Wachter zich als een christelijk non-theïst. Geen atheïst, omdat hij ‘het goddelijke een respectvolle plaats’ geeft; christelijk, omdat hij ‘de waardevolle christelijke traditie, met engagementen, spiritualiteit en de kunst natuurlijk, niet wil weggooien’. De tijd van niet-gelovigen als Jan Wolkers en Maarten t’Hart met hun afkeer van het christelijke lijkt voorbij te zijn. Dat is te merken in beide boeken van De Wachter: die zijn gedrenkt in observaties en waarden waarmee ook een christen voluit z’n winst kan doen.