Psychologie

De psyche van de mens is een onderwerp dat altijd weer boeit en tot nadenken brengt. Het is waar, de psychologie zoals wij die kennen is pas aan het einde van de 19de eeuw opgekomen. Dat neemt niet weg dat mensen zich ook in de eeuwen daarvoor al verwonderd hebben over de menselijke geest. Zo is in Psalm 44 sprake van ‘de geheimen van ons hart’ (vers 22) en heeft Augustinus in z’n Belijdenissen vele bladzijden gewijd aan het geheugen.
Wie deskundig ingeleid wil worden in wat de psychologie ons vandaag te bieden heeft, kan terecht in twee studieboeken van Jakop Rigter: Psychologie voor de praktijk (2015, vijfde druk) en: Het palet van de psychologie. Stromingen en hun toepassingen in hulpverlening en opvoeding (2010, vierde druk). Beide boeken vullen elkaar aan en zijn toegankelijk geschreven; ze worden afgesloten met een literatuurlijst en een zaakregister.

In het eerste boek begint de auteur met de vraag wat bedoeld wordt met psychologie en hoe psychologische kennis wordt verkregen. Het blijkt dat de meningen daarover heel verdeeld zijn, waardoor er uiteenlopende benaderingen bestaan (die komen in het tweede boek aan de orde). Vervolgens houdt Rigter zich bezig met verschillende deelgebieden van de psychologie:

– Leren, o.a. over: instinct, reflexen, conditioneren, straffen en belonen, geheugen, intelligentie.
– Waarnemen, o.a. over: onze zintuigen, illusies, vreemde waarneming, hallucinaties.
– Emotie: lichaamsaspecten, gevoelaspecten, emotionele intelligentie.
– Motivatie: drijfveer of behoefte, verwachtingen, territorium, agressie.
– Persoonlijkheid: identiteit, het zelf, de Big Five (basistrekken), temperament, copingstijl.
– Verbale en non-verbale communicatie: informatieoverdracht, storingen, nabijheid en afstand.

Op elk deelgebied komen de verschillende psychologische benaderingen aan de orde, waaruit blijkt dat je als psycholoog er goed aan doet je niet aan één benadering uit te leveren.
Mooi is hoe Rigter in kaderverhalen de beschreven stof nader concretiseert.

In het tweede boek (Het palet enz.) wordt een aantal benaderingen breedvoerig besproken, waarbij telkens een paar psychologen met name aan de orde komen:

– Psychoanalyse: Freud (in feite de grondlegger van de psychologie, al worden de meeste van z’n theorieën tegenwoordig als achterhaald gezien) en Bowlby (hechtingstheorie).
– Behaviorisme: Pavlov, Watson en Skinner.
– Humanistische psychologie: Rogers, Maslow (behoeftehiërarchie), Gendlin (focusing), Seligman (positieve psychologie, waarin het niet gaat om iemands problemen maar om diens mogelijkheden) en Gordon (past de humanistische psychologie toe op de pedagogiek).
– Cognitieve psychologie: Piaget (een soort voorloper), mindfulness (overigens zonder dat Kabat-Zinn wordt genoemd, terwijl hij mindfulness in het Westen heeft geïntroduceerd), Ellis (RET ofwel de rationeel-emotieve therapie).
– Systeemtheorie: Watzlawick en Bronfenbrenner.
– Omgevingspsychologie: er worden geen bijzondere voortrekkers vermeld.
– Biologische psychologie: dit hoofdstuk geeft aandacht aan de werking van de hersens, waarbij vaak Sitskoorn wordt aangehaald.

In elk hoofdstuk geeft Rigter aandacht aan de geschiedenis en het mensbeeld van de desbetreffende benadering en hoe die benadering psychische stoornissen verklaart, terwijl hij afsluit met kritische kanttekeningen waarin hij vooral wijst op de beperktheid van een benadering.

Als psychologische leek kan ik dit overzicht uiteraard niet beoordelen. Wel vind ik het jammer dat in het verhaal over RET geen melding wordt gemaakt van de stoïsche achtergrond daarvan. Het is immers Epictetus (plm. 130 overleden) geweest die vaststelde: “Mensen worden niet in verwarring gebracht door de gebeurtenissen, maar door hun opvattingen over de gebeurtenissen” (Verzameld werk, Amsterdam 2011, p.331).
Wat ik het meeste mis is dat weinig aandacht wordt gegeven aan wat ik voor mezelf ‘het verraad van Freud’ noem (zie hierover Herman, Trauma en herstel, p.25-28). Aanvankelijk was Freud er namelijk van overtuigd dat vele van z’n vrouwelijke cliënten als kind seksueel misbruikt waren door hun vader. Door de kille reactie op deze waarneming van hem heeft hij deze visie laten vallen en heeft hij de seksuele verwijzingen van z’n cliënten uitgelegd als fantasieën, waarvoor hij merkwaardige verklaringen bedacht die later terecht als onzin zijn beschouwd. Rigter noemt deze omslag wel maar dekt de ernst daarvan vergaand toe (p.58-59). Intussen is het een feit dat Freud door deze omslag het psychologen decennia lang onmogelijk gemaakt heeft incest op te merken, want ook hier geldt: wat je niet wilt zien, merk je niet op. Dit gegeven had Rigter als een mooie illustratie kunnen aanvoeren van de stelling hoe fataal het kan zijn als je in de hulpverlening afgaat op één benadering.

Met dit laatste kom ik meteen op een ander belangrijk element uit dit tweede boek van Rigter. In het eerste hoofdstuk wijst hij erop dat elk van de zeven beschreven benaderingen slechts bepaalde aspecten uit de werkelijkheid benadrukt en andere verwaarloost. In beeldspraak: elke stroming levert een bril waarmee men de werkelijkheid waarneemt en interpreteert, met als gevolg dat elke stroming per definitie eenzijdig is. Dat is niet erg zolang men zich daar maar van bewust is. Strikt vasthouden aan één zienswijze leidt tot blikvernauwing.
In de epiloog werkt hij dat verder uit. Volgens hem is het bestaan van verschillende theorieën onvermijdelijk. De menselijke psyche en het menselijk gedrag zijn zo complex en worden door zoveel aspecten beïnvloed dat het niet vreemd is dat er verschillende theorieën zijn ontstaan. Elke theorie ziet hij als een zoeklicht, gericht op een deel van de werkelijkheid. Maar al die andere delen van de werkelijkheid bestaan wel en hebben hun invloed op een persoon. Om een cliënt te kunnen begrijpen en helpen heeft een hulpverlener dan ook verschillende referentiekaders en verschillende methoden nodig. Daarom bepleit Rigter gebruik te maken van wat het brede palet van benaderingen te bieden heeft. Wie zijn beide boeken leest kan niet anders dan hem hierin bijvallen.

Als theoloog zet me dit aan het denken: zou wat voor de psychologie geldt ook op de theologie en eveneens op kerken van toepassing kunnen zijn? Ik denk dat het inderdaad te verdedigen is: niet één theologie en niet één kerk is in staat de veelomvattende waarheid compleet uit te dragen. Als algemene conclusie kunnen we daarom stellen: we doen er als theoloog, psycholoog en mens goed aan open te staan voor wat de ander te bieden heeft.