Douma over Israël

In Psalm 92 wordt over rechtvaardigen gezegd: “Zij dragen nog vrucht als ze oud zijn en blijven krachtig en fris”. Op Jochem Douma, emeritus-predikant en emeritus-hoogleraar van de Theologische Universiteit te Kampen, is dat zeker van toepassing: in 2004, het jaar dat hij 73 werd, verscheen deel 1 van de elfdelige reeks: “Gaan in het spoor van het Oude Testament”, afgesloten in 2008, toen hij 78 werd. De ruim 1500 bladzijden van deze reeks vormen een boeiende en waardevolle inleiding op alle oudtestamentische boeken – heb ik al lezend gemerkt. Eveneens in 2008 verscheen “Christenen voor Israël?” Douma sloot z’n bijbelse studies af door in 2013-2017 (toen hij dus 82-86 jaar was) vier gebonden boeken te laten verschijnen met ruim 1500 bladzijden commentaar op alle Psalmen.
Doorgaans vind ik (zelf emeritus-predikant) het maar niks dat predikanten ook na hun emeritaat door blijven jubileren, alsof zij anders behandeld zouden moeten worden dan gepensioneerde docenten of buschauffeurs. Maar voor een emeritus als Douma wil ik graag een uitzondering maken.

Het gaat me nu om “Christenen voor Israël? Verantwoording van een politieke keus“. In dit boek heeft Douma het over de vraag hoe wij als christen bijbels gezien hebben te staan tegenover het joodse volk en tegenover de staat Israël.
Vaak hebben christenen warme gevoelens voor het volk van de Joden vanwege het feit dat hun Heer, Jezus Christus, als mens uit dit volk afkomstig is. Ook gunnen veel christenen de Joden graag een eigen plek en staat vanwege hun schaamte over de verschrikkingen die de Joden in de loop van de eeuwen door met name christelijke Europeanen is aangedaan (zie daarover “Elke dag gedenkdag. Kroniek van het joodse lijden”, geschreven door Simon Wiesenthal, besproken in Leeservaring no.10).
Waar het boek van Douma over gaat is dat veel christenen, vooral in de Verenigde Staten, om theológische redenen achter het joodse volk en de staat Israël staan. Zij worden wel christen-zionisten genoemd. Zo stellen zij dat Gods belofte uit Genesis 15:18-20 aan Abraham over het land Kanaän nog altijd geldig is. Dat betekent dat volgens hen de Joden récht hebben op al het land tussen de Middellandse Zee en de Jordaan, waarom ze het bouwen van joodse nederzettingen op Palestijns grondgebied prima vinden. Deze christen-zionisten hebben dan ook principieel bezwaar tegen de tweestatenoplossing, dus dat Palestina verdeeld wordt tussen Joden en Palestijnen. Zelfs het sluiten van eventuele compromissen door Joden met Palestijnen over grenslijnen en over de stad Jeruzalem is voor christen-zionisten onbespreekbaar.

Het kan duidelijk zijn dat op deze manier de rechten van de Palestijnen van geen belang zijn, al wonen zij vaak al generaties lang in het land. Verbazingwekkend hoe deze christen-zionisten Christus’ opdracht uit de Bergrede negeren: “Behandel anderen steeds zoals je zou willen dat ze jullie behandelen.” Door deze opstelling dragen zij allerminst bij aan een politieke oplossing in het Midden-Oosten.
Hier komt nog bij dat vergeten wordt dat de zogenaamde landbelofte in het Oude Testament altijd voorwaardelijk was: de vervulling daarvan was afhankelijk van het geloof van de betrokkenen. Toen ontrouw aan God dominant werd onder de Israëlieten verloren ze het ene gebied na het andere, totdat ze tenslotte in ballingschap gingen. Verder is opvallend dat Gods landbelofte aan Abraham door Paulus verbreed wordt: Abraham en z’n nageslacht (en dat zijn bij Paulus de christen-gelovigen van joodse én heidense afkomst) ontvingen de belofte dat ze de wéreld in bezit zouden krijgen (Romeinen 4:13).

Wat Douma in z’n boek overtuigend aantoont is dat er bij de christen-zionisten theologisch meer aan de hand is dan hun visie op de landbelofte. Ze hebben eveneens een heel eigen opvatting over de aankondigingen van de oudtestamentische profeten, incl. Ezechiëls profetieën over de nieuwe tempel, en over wat zij noemen de opname van de christelijke gemeente (1 Tessalonicenzen 4:16-17). In mijn ogen bizar is hoe zij aan de haal gaan met het boek Openbaring.
Het gevolg van dit alles is dat de kerk en Israël volgens de christen-zionisten elk hun eigen weg gaan door de geschiedenis, waarom het onnodig is Joden tot het christelijk geloof over te halen. Als ik het goed begrepen heb, hebben christenen van Joodse en heidense afkomst volgens sommige christen-zionisten zelfs een verschillende eindbestemming: gelovige Joden verblijven te zijner tijd op de nieuwe aarde en gelovige heidenen in de hemel.

In zijn boek gaat Douma uitgebreid in op de verschillende deelthema’s. Ook wie niet geïnteresseerd is in het gesprek met de christen-zionisten zal met belangstelling lezen wat hij schrijft over de oudtestamentische profetieën. Elke bijbellezer vraagt zich immers herhaaldelijk af: in hoeverre kunnen wij nog een nadere vervulling verwachten van die profetieën? Douma helpt verder om de eigen aard van zulke profetieën beter te begrijpen en de gevolgen van de komst van Christus voor het lezen van die profetieën. Helpend is het onderscheid dat Douma maakt tussen einder en einde: vaak lijkt het alsof een bepaalde vervulling de eindvervulling is (denk aan de terugkeer uit de ballingschap), terwijl de geschiedenis daarna toch verder blijkt te gaan.
Ook spreekt een profeet altijd binnen het oudtestamentische referentiekader, waarom bijvoorbeeld Jesaja over kinderen op de nieuwe aarde vertelt dat ze pas sterven als honderdjarige (65:20), terwijl in Openbaring wordt aangekondigd dat de dood verdwenen zal zijn (21:4). Verder hebben de oude profeten het over het aanwijsbare Jeruzalem als toekomstige hoofdstad voor alle volken terwijl Paulus verwijst naar het hemelse Jeruzalem (Galaten 4:24-26), dat te zijner tijd vanuit de hemel op de aarde daalt (Openbaring 21:2).
Dit alles kan duidelijk maken dat het simplistisch is te zeggen dat we de oudtestamentische profetieën ‘gewoon letterlijk’ moeten lezen. De Bijbel zelf maakt duidelijk dat zorgvuldigheid om meer vraagt.

Overigens moet Douma niks hebben van het zogeheten vervangingsmodel. Daarmee wordt bedoeld dat de kerk in de plaats van Israël is gekomen. Dat klopt niet met wat Paulus in Romeinen 9-11 schrijft. De kerk bestaat nu eenmaal uit het gelovig-geworden Israël, waar de gelovig-geworden heidenen bij gekomen zijn. Je kunt de kerk in Douma’s terminologie het verbrede Israël noemen. Vandaar dat allerlei typeringen van Israël door Petrus zomaar toegepast worden op de kerk, het verbrede Israël (zie tegenover elkaar: Exodus 19:5-6 en 1 Petrus 2:9, alsook: Hosea 2:25 en 1 Petrus 2:10).

Douma heeft geen makkelijk boek geschreven. Maar ja, de Bijbel zelf is geen makkelijk boek, al is de kern zo helder als glas: Christus, onze redder, onze heer, onze toekomst. Het erkennen van Hem wordt gelukkig gedeeld door alle christenen, of ze nu christen-zionist zijn of niet.