De vierde vrouw

De vorige eeuw werd de theoloog Karl Barth (1886-1968) wel aangeduid als een kerkvader. Deze roem is de laatste decennia van de 20e eeuw behoorlijk afgekalfd. Maar sinds enkele jaren is er weer meer aandacht voor hem; zo zijn enkele werken van hem voor het eerst in het Nederlands vertaald, met name de tweede druk van z’n beroemde ‘Der Römerbrief’ uit 1922. Bij deze herleving hoort ook de roman De vierde vrouw. De wonderlijke lotgevallen van een tegendraads theoloog, geschreven door Frans Willem Verbaas, 2013.

De hoofdlijn van het boek is heerlijk absurd: Barth blijkt in 2005 nog altijd te leven en vormt samen met vier andere hoogbejaarden uit Bazel het Metusalem Genootschap dat dagelijks samenkomt in hun stamrestaurant. Op een gegeven dag wordt hij ontvoerd en naar een Afrikaans land overgevlogen voor een ontmoeting met een bejaarde dictator. Die blijkt getroffen te zijn door een passage in een interview, waarin Barth speels gesproken had over zijn eeuwigheidselixer. Met hulp van Barth hoopt de dictator z’n leven te kunnen verlengen om zo z’n politieke missie te kunnen voltooien. Deze verhaallijn stelt de schrijver in staat Barth in gesprek te brengen met allerlei soorten mensen, van z’n bejaarde Bazelse lotgenoten tot Afrikaanse tuinmannen.

De passages over 2005 worden afgewisseld met terugblikken op Barth’s leven als privépersoon en als theoloog. Veel aandacht wordt geschonken aan Charlotte von Kirschbaum, de rechterhand van Barth, door de familie Lollo genoemd. Het is goed dat rechtgedaan wordt aan haar niet te overschatten betekenis voor de theoloog Barth. Tegenwoordig wordt zij soms zelfs als mede-auteur van Barth’s Kirchliche Dogmatik beschouwd.

Maar de betekenis van Lollo voor Barth gaat verder. Op basis van historische publicaties beschrijft Verbaas hen beiden als een liefdespaar. Hij geeft dan ook uitgebreid aandacht aan wat deze relatie naar zijn idee gedaan heeft met Nelly, de vrouw van Barth. Een uiterst pijnlijk aspect van Barths leven. Maar laten we niet te hard oordelen: hoe moeilijk is het los te laten als je iemand ontmoet die, anders dan je eigen vrouw, helemaal op jou afgestemd is qua gevoel, intellect, interesse en noem maar op.
Barth besefte dat hij fout zat want hij noemde z’n relatie met deze twee vrouwen een noodgemeenschap. Daarom vraag ik me af hoe Verbaas het bedoelt als hij op een gegeven moment Barth deze uitspraak in de mond legt: ‘Ik realiseerde me dat ik zonder deze noodgemeenschap nooit zo intensief met al die klassieke thema’s als schuld en genade en vergeving bezig was gebleven.’ Ik ervaar die uitspraak als een vroom recht-praten van wat krom blijft. Ook doen die woorden me denken aan Paulus’ vraag of we soms moeten blijven zondigen om de genade te laten toenemen (Rom.6:1). Ongetwijfeld heeft de Barth-figuur uit de roman in zoverre een punt dat z’n relatie vast z’n theologiseren heeft beïnvloed. Het is een open vraag of die invloed z’n theologie ten goede is gekomen. Een onderwerp voor nader theologisch onderzoek.

Het knappe aan dit boek vind ik ook dat je op een heel losse manier wordt ingewijd in de theologie van Barth in de context van zijn tijd. Zo geeft Verbaas aandacht aan het ontstaan van ‘Die Römerbrief’ tijdens de Eerste Wereldoorlog en aan het schrijven van de eerste versie van de ‘Barmer Thesen’ uit 1934, gericht tegen de zgn. Duitse christenen die het nationaal-socialistische gedachtegoed de  kerk wilden invoeren. Boeiend zijn ook de alinea’s over Barth’s briefcontact met Miskotte.

In gereformeerde kring is Barth vaak verketterd. Dit boek kan helpen om positiever tegen Barth als gelovige en als theoloog aan te kijken. Natuurlijk, zijn relatie met Lollo roept grote vragen op (om het mild te zeggen). Dat neemt niet weg dat we in dit boek een man tegenkomen die oprecht met zijn God wil leven en die open wil luisteren naar wat God hem te zeggen heeft.

Eén aspect van het boek heb ik nog niet genoemd: de humor. Om hiervan een voorbeeld te geven: het boek eindigt met prachtige beschouwingen van Barth over het feit dat het Duitse woord Predigt vrouwelijk is. Daaraan verbindt hij hilarische overwegingen, die een verklaring geven van de titel van z’n boek. ‘Men leze zelf’ – zeiden recensenten vroeger.