Rechter Ooka

Tijdens de kerstdagen heb ik opnieuw genoten van twee verzamelbundels van Bertus Aafjes met als titel: Rechter Ooka-mysteries (1982) en De mysterieuze rechter Ooka (1986). In deze twee uitgaven heeft Aafjes de meeste verhalen gebundeld uit vijf eerdere boeken over deze rechter.

De in 1993 overleden Aafjes was een veelzijdig schrijver. Na de Tweede Wereldoorlog werd hij bekend door zijn dichtwerk ‘Een voetreis naar Rome’ (1946). In de schrale tijd pal na de verschrikkingen van de oorlog activeerde dit werk het verlangen naar schoonheid, kleur en vrijheid achter de verre horizon.
In de jaren hierna legde Aafjes zich toe op reisbeschrijvingen. Al dateren die van enkele decennia terug en zijn ze daardoor deels achterhaald, dank zij de archeologische scholing en de grote vertelkunst van Aafjes zijn met name de bundels over Egypte, Palestina, Griekenland en Italië nog altijd met plezier te lezen.
Voor jong-gebleven volwassenen zijn ook lezenswaardig de tien deeltjes uit de serie ‘De gouden keten’, bedoeld voor wat tegenwoordig de basisschool heet. Tot slot noem ik het ontroerende stripverhaal (met tekeningen van Eppo Doeve) ‘Kleine Isar. De vierde koning.’

Maar terug naar rechter Ooka. Aafjes’ verhalen over hem zijn hervertellingen van bestaande geschiedenissen, waarmee Aafjes tijdens z’n reizen naar Japan vertrouwd werd. Ooka Echizen no Kami Tadasoeke leefde van 1677 tot 1751 en was rechter in Edo, het tegenwoordige Tokio. Hij was tegenstander van de toentertijd ook in Japan gebruikelijke methode om verdachten door foltering tot bekennen te dwingen. Hij was namelijk sceptisch over de waarde van zulke afgedwongen bekentenissen. Eveneens nieuw was dat hij psychologische methoden gebruikte om te kunnen onderscheiden tussen misdadigers en onschuldigen, terwijl hij bovendien oog had voor de ellende van de kansarmen.
Zijn rechtszittingen mochten door iedereen bijgewoond worden, zodat al tijdens z’n leven de verhalen de ronde deden over de vaak verrassende en altijd wijze uitspraken die hij deed. Die verhalen werden ten slotte opgeschreven, waarbij uiteraard niet meer gereconstrueerd kan worden wat daarin waarheid en wat verdichting is. Deze bronnen heeft Aafjes gebruikt voor zijn hervertellingen.

Er is kritiek uitgeoefend op de manier waarop Aafjes deze verhalen heeft herverteld: ze zouden geen recht doen aan de historische feiten en zouden allerlei fantasieën bevatten. Aafjes zelf geeft het volmondig toe dat hij ‘deze Japanse Sherlock Homes grotendeels uit eigen verbeelding’ heeft voortgebracht. ‘In het bijzonder heb ik getracht de rechter en zijn omgeving die couleur locale van Japanse dichterlijkheid en oosterse geheimzinnigheid te geven, die ik in Japan nog in zo’n overvloedige mate aantrof.’

Prachtig is hoe Aafjes zijn rechter Ooka laat omgaan met haikoes (tegenwoordig gespeld als haiku’s).
Volgens de ‘Moderne encyclopedie van de wereldliteratuur’ (tweede druk uit 1980) is een haiku een ‘Japans 17-lettergrepig gedicht, bestaande uit drie regels van resp. 5, 7 en 5 lettergrepen’, waarin de essentiële betekenis van iets alledaags, iets simpels wordt aangeduid. Ofwel, ‘met een minimum aan woorden wordt een maximum aan beleving opgeroepen.’ Een beroemd voorbeeld is deze haikoe van Basho: ‘O, oude vijver! / een kikvors springt van de kant, / geluid van water.’
Nog al eens geeft zo’n haikoe de rechter de sleutel in handen om een lastige rechtszaak toch tot een goed einde te brengen.
Mooi zijn ook de natuurbeschrijvingen in de verhalen. Je ziet dan de kleurige houtsneden van Hiroshige voor je, al dateren die van een eeuw later.
Uitgebreid wordt aandacht gegeven aan wat de fijnproever Ooka eet. Als ik in een restaurant met een gerechtenkaart geconfronteerd wordt of als de ober de gerechten uitlegt, voel ik me altijd een volslagen leek. Maar van al die gedetailleerde passages over Ooka’s smulpartijen gaat voor mij toch een grote charme uit.

Het mooiste zijn de rechtszaken zelf. Altijd weer zien ze er onoplosbaar uit, maar toch lukt het Ooka om er op een overtuigende manier uit te komen. Hij blijkt een herleefde Salomo te zijn, weliswaar in Japanse kledij maar met een even grote wijsheid. Bijzonder aardig om te lezen.

Jammer dat ik de beide bundels nu uit heb. Ik troost mezelf met de gedachte dat ik over de gave van de vergetelheid beschik. Daardoor kan ik over 1-2 jaar deze verhalen weer als nieuw gaan lezen. Een mooi vooruitzicht.