De kunst van het geluk

De afgelopen dagen heb ik me verdiept in de gesprekken die de Amerikaanse psychiater Howard Cutler heeft gevoerd met de Tibetaanse boeddhist Tenzin Gyatso, de veertiende Dalai Lama, en die gepubliceerd zijn onder de titel De kunst van het geluk (2001). Het boek heeft me veel waardevols aangereikt over het omgaan met lijden, destructieve gevoelens, de waarde van mededogen, het toepassen van positieve conditionering en zo over de weg naar geluk.

Nu zijn er vast christenen die zich erover verbazen dat ik zo positief praat over een boek met uitspraken van een boeddhistische voorman: ‘Als christen moet je je toch ver houden van boeddhistische gedachten?’ Sommigen gaan nog een stap verder: ‘Wie zich openstelt voor een dergelijke niet-christelijke levensbeschouwing begeeft zich op occult gebied, met alle risico’s van dien.’
Een beetje kan ik deze huiver wel begrijpen, want inderdaad: de boeddhistische levensbeschouwing is fundamenteel anders dan de christelijke. Allereerst omdat daarin Christus als Redder en Heer ontbreekt. Ook gelooft een boeddhist aan reïncarnatie, wat meebrengt dat zo iemand ervan uitgaat dat z’n vorige levens invloed uitoefenen op z’n huidige leven. Verder is een boeddhist optimistisch over wat de mens kan bereiken op z’n weg naar geluk. Al deze punten zijn ook aan de orde in wat de Dalai Lama in z’n gesprekken te berde brengt en dat roept bij een christen vervreemding op.

Toch heb ik dit boek met veel plezier gelezen. Dat komt omdat ik, zoals meestal bij non-fiction, eclectisch lees: ik pik op wat mij aanspreekt en laat liggen wat me niet aanspreekt. Achter deze open manier van lezen steekt een diepe geloofsovertuiging, die de apostel Paulus zo verwoordt: ‘Van de Heer is de aarde en haar rijkdom’ (zie 1Kor.10:26, ontleend aan Psalm 24:1). Natuurlijk, in deze wereld is ook de duivel met z’n handlangers werkzaam, waardoor we allerlei negatiefs tegenkomen. Maar dat doet niets af van het feit dat God de Schepper van deze wereld is en die nog altijd draagt door zijn macht. Als resultaat hiervan worden we in allerlei producten en ideeën, of ze nu afkomstig zijn van christenen of niet-christenen, geconfronteerd met de glorie van God.

Daarom kunnen we het niet maken om schichtig te doen tegenover wat niet-christenen aan bijvoorbeeld psychologische inzichten hebben verworven. Door zulke inzichten links te laten liggen doen we in feite onrecht aan God als Schepper. Wie God als Schepper wil eren, zal juist ontspannen omgaan met wat op hem afkomt, uit welke bron dat ook afkomstig mag zijn.
Je moet uiteraard niet naïef zijn: buiten Christus om komen mensen soms met inzichten aan die verwerpelijk of zelfs destructief zijn. Je moet dus altijd kritisch blijven. Maar tegelijk moeten we ons er graag door laten verrassen wat de Schepper van deze wereld mensen in hun verschillende leefwerelden heeft laten ontdekken.

Concreet op dit boek toegepast: wat de Dalai Lama – als vertegenwoordiger van vijfentwintig eeuwen boeddhistische psychologie – aan persoonlijke wijsheid heeft verworven, kunnen we voor een groot deel waarderen als een geschenk van de Schepper, waar ook christenen terecht van profiteren. Daarom heb ik die gesprekken met de Dalai Lama onbevangen kunnen lezen en mij daardoor laten opbouwen. Mooi hoe je daarin handvatten aangereikt krijgt om in het leven van alledag je beter te kunnen opstellen.