De laatste op het schavot

De laatste weken heb ik me verdiept in m’n vertalingen van George Bernanos (1888-1948), met o.a. ‘Onder de zon van Satan’ en ‘Dagboek van een dorpspastoor’. Twee diepzinnige en aangrijpende boeken met in beide gevallen een bescheiden dorpspastoor als hoofdpersoon. Zij illustreren door hun beperktheid de waarheid van Gods woord aan Paulus: ‘Je hebt niet meer dan mijn genade nodig, want kracht wordt zichtbaar in zwakheid’ (2 Korintiërs 12:9).

Aangrijpend is ook het filmscript De laatste op het schavot (1989), een vertaling van ‘Dialogues des Carmélites’, gebaseerd op een Duitse novelle van Gertrud von le Fort. In 1957 componeerde Francis Poulenc op de tekst een opera.
Dit stuk beschrijft een kloostergemeenschap van zestien zusters van de Karmel uit Compiègne (een stad ten noordoosten van Parijs). Bij hen sluit zich Blanche de la Force aan, dochter van een markies, die ondanks haar naam psychisch zwak is want ze wordt beheerst door angsten. Die angsten worden gevoed door de dreiging van de Franse Revolutie, begonnen in 1789. Eerst lijkt die voorbij te gaan aan de kloostergemeenschap, wat de zusters de ruimte geeft zich op te houden met beuzelachtige zaken.  Maar dan komt de revolutie al dichterbij: angstaanjagende geluiden van roerige menigtes in de buurt, beperkende maatregelen, plunderende vandalen in het klooster en ten slotte het vertrek naar een gevangenis in Parijs. Onder leiding van hun wijze priorin doen de nonnen hun best zich zo goed mogelijk vanuit hun geloof met deze bedreigingen te confronteren.

Omdat er twijfels zijn aan de spankracht van Blanche heeft de priorin haar op tijd het klooster laten verlaten. Maar thuis komt ook Blanche keihard in aanraking met de Franse Revolutie: haar vader wordt geguillotineerd en zij wordt gedwongen als dienstmeisje te fungeren.
Maar zij is niet los van de Karmel. Als de vijftien nonnen (één verbleef elders) naar het schavot worden gebracht, is zij aanwezig onder de toeschouwers. Pal voor het schavot ‘zetten de zusters het Salve Regina in, dan het Veni Creator. Hun stemmen zijn helder en heel vast. De menigte zwijgt ontroerd. Men ziet slechts de onderkant van het schavot, dat de zusters één voor één beklimmen, nog altijd zingend, maar naargelang zij verdwijnen wordt het koor zwakker. Nog twee stemmen, nog één. Maar op dat ogenblik verheft zich, vanuit een andere hoek van het grote plein, een nieuwe stem, duidelijker, vastbeslotener nog dan de andere, met toch iets kinderlijks. En men ziet, door de menigte die onthutst uiteenwijkt, de kleine Blanche de la Force op het schavot toegaan. Alle angst is van haar gezicht verdwenen (…) Een groep vrouwen omringt Blanche, duwt haar naar het schavot; men verliest haar uit het oog. En ineens zwijgt haar stem, zoals één voor één de stemmen van haar zusters verstomden.’
En daarmee eindigt het stuk.

In het Nawoord van deze uitgave wordt vermeld dat het stuk teruggaat op de authentieke geschiedenis van zestien Carmelietessen die op 17 juli 1794 in Parijs zijn geguillotineerd. Verschillende namen in de novelle en in Bernanos’ stuk zijn verzonnen alsook de persoon van Blanche. Authentiek is dat zij allen het schavot al zingend beklommen.

Het lezen van dit stuk bevestigt mij weer eens in mijn onbegrip dat de Fransen de revolutie van 1789 vieren. Ik snap dit nog als ik kijk naar wat er in het eerste jaar aan staatkundige hervormingen heeft plaatsgevonden. In 1789 is immers de invloed van de derde stand vergroot ten koste van de adel en de geestelijkheid; ook is het grootgrondbezit aangepakt ten gunste van de gewone boeren. Maar aan wat in de jaren daarna is gebeurd kan toch alleen met huivering worden terug gedacht?  Alleen al de behandeling van die zestien Carmelietessen maakt het onmogelijk een feest te maken van de herinnering aan de Franse Revolutie. En dan noem ik nog niet eens de stromen van bloed door de guillotinering van duizenden anderen, de fusillades van opstandelingen en de ‘noyades’ (verdrinkingen) bij Nantes. Zie hiervoor de monografie van E.M. Janssen Perio, ‘Vrijheid, gelijkheid en de broederschap van Kaïn en Abel. Getuigenissen en documenten over de Franse Revolutie’, Baarn 1989. Door het grote getal van de slachtoffers komt de gruwel van de Franse Revolutie wat op afstand te staan, maar door Bernanos’ stuk worden enkele betrokkenen uit de anonimiteit gehaald en gaat hun lijden ons raken.